Het dictaat van de klok is een overblijfsel uit de tijd van de industrialisatie.
U kent allemaal de volgende situatie: u spreekt af op een bepaalde tijd en verontschuldigt zich als u te laat bent. Dit wordt normaliteit genoemd. In werkelijkheid is zo’n beetje alles aan deze normaliteit een aangeleerde constructie. En daar hoort stiptheid bovenal bij. “Mensen worden niet op tijd geboren, ze sterven niet op tijd, maar ze moeten wel op tijd gemaakt worden” zegt Karlheinz Geißler, emeritus hoogleraar handelsonderwijs en een van de meest geciteerde Duitse deskundigen op het gebied van de cultuurgeschiedenis van de tijdsperceptie.
Want tijd is geld en tijd dient de macht. Daarom gelden er ook onuitgesproken regels: Zij die buiten deze vooraf bepaalde tijdsnormen kunnen leven, hebben gewoonlijk alle tijd en het geld om hun tijd in te delen. Meestal zijn zij ook de mensen waarop je graag wacht. Terwijl de anderen, die hun tijd niet kunnen beheren, moeten wachten. Vóór de uitvinding van de klok was het bijna onmogelijk om de activiteiten van de mensen in termen van tijd nauwkeurig te coördineren en te controleren. Met de introductie van de tijdklok, was het bijna kinderspel. In dienst van de nauwkeurigheid hebben zij zelfs een seconde uitgevonden, die in de natuur net zomin bestaat als het uur. Aangezien atoomklokken sinds het einde van de jaren vijftig het tempo van de tijdmeting bepalen, hebben wetenschappers een nieuwe definitie van de seconde moeten bedenken. Sinds 1967 komt één seconde overeen met de duur van 9.192.631.770 elektromagnetische oscillaties in de elektronenschil van het cesiumatoom.
De tijd is echter niet alleen sinds de 17e eeuw een instrument van macht en controle. Maar pas in het tijdperk van de industrialisatie werd het door de massaproductie van mechanische klokken mogelijk om bepaalde tijdstippen op geldige wijze te bepalen. Zo werd tijd steeds meer maatschappelijk relevant en werd het het brandpunt van een zich vormende industriële samenleving.
“Het leven en zijn tijd moesten worden gelijkgesteld met de klok, met de eisen van planning en efficiëntie,” schrijft de Amerikaanse socioloog Jeremy Rifkin in zijn klassieker Clockwork Universe. Tijd werd echter al in het Romeinse Rijk als instrument gebruikt. Zelfs de kalender werd verschillende keren veranderd. Alle oude volkeren leefden volgens de maankalender, of het nu Kelten, Inca’s, Egyptenaren of Lakota waren. Zelfs de Maya’s, maar zij hadden andere kalenders. Zij gebruikten allemaal de maankalender met 13 maanden van elk 28 dagen, net als de vrouwelijke cyclus. Daarnaast was er een dag die “buiten de tijd” werd genoemd en die werd gevierd op 25 juni (de dag waarop de ster Sirius op zijn hoogst staat) of in andere culturen als de Dag van de Voorouders op 31 december. Tijd werd gemeten door de getijden en de zon.
Mensen bestaan voor 60-70 procent uit water. Net zoals de maan de getijden beïnvloedt, heeft zij ook haar invloed op de mens. De Keltisch-shamanistische jaarkalender, om slechts één cultuur nader te noemen – is een zeer oude natuurgodsdienst die is ontstaan uit de waarneming van de natuur. Het was de basis van de Europese religies voordat het werd gekerstend. Het is van deze kalender, verenigd met de natuur, dat de feestdagen zijn afgeleid. Wat ook de redenen voor de afschaffing ervan waren – of het nu de ideologische basis was die tot uiting kwam in de namen van de maanden of de ondeelbaarheid van het aantal maanden 13 – is nogal onduidelijk.
De Juliaanse kalender werd in het Romeinse Rijk ingevoerd door Julius Caesar in 45 v. Chr. en wordt ook nu nog in de wetenschap gebruikt met terugwerkende kracht voor de jaren vóór Julius Caesars werk – vandaar de naam “Juliaanse” kalender. Deze kalender werd in de 16e eeuw vervangen door de Gregoriaanse kalender en is – althans volgens zijn naam – niet minder ideologisch. Quīntīlis, (Quīnctilis), de eens vijfde maand, werd later Iulius genoemd ter ere van C. Julius Caesar, juli en omdat de maand 31 dagen had, stond Augustus Caesar (Augustus) erop dat zijn maand ook 31 dagen had.
Afgezien van macht, controle en geld, zou de maankalender op zijn minst gezondheidsvoordelen hebben, omdat hij op ons lichaam is afgestemd. In feite zijn het de ritmes die de tijd van alle levende wezens structureren. Biologen hebben ontdekt dat in elke cel een klok tikt: de lichaamstijd van het zogenaamde circadiaans ritme bepaalt: Lichaamstemperatuur, hormoonspiegels, zelfs ademhaling en bloedsomloop. Uiteindelijk strekt dit zich uit tot in de stofwisselingsprocessen van elke afzonderlijke lichaamscel. De coördinatie van deze ritmen met het natuurlijke verloop van dag en nacht is van essentieel belang voor de gezondheid van de mens – en licht, door zijn niet-visuele, biologische werking, is de essentiële beïnvloedende factor.