In 2030 wil Nederland volledig stoppen met gaswinning en in 2050 wil het land zelfs volledig CO2-neutrale elektriciteit opwekken.

Nederland – voor velen het pioniersland op het gebied van energiebeleid. Maar dit beeld is bedrieglijk. Toch begon het als een sprookje. Onuitputtelijke rijkdom lonkte toen in 1959 aardgas werd ontdekt in het gebied niet ver van Duitsland: het Slochterenveld – één van de tien grootste gasvelden ter wereld, waardoor Nederland de op één na grootste aardgasproducent van Europa werd. De staat verdiende in tientallen jaren miljarden – en stelde maximale winst boven de veiligheid van de bevolking, zoals de Nationale Veiligheidsraad in 2016 verklaarde. De buitensporige winning had immers een prijs: door het boren zakte de bodem in vele gevallen en ontstonden spanningen, met aardbevingen als gevolg. Duizenden huizen werden zwaar beschadigd. De verontwaardiging van de slachtoffers van de aardbeving is begrijpelijk, maar de plotselinge omschakeling op hernieuwbare energiebronnen heeft ook tot ernstige protesten geleid, omdat de omschakeling voor veel burgers gewoonweg bijna onmogelijk te financieren was.

Tegenwoordig mogen nieuwe gebouwen niet meer op het aardgasnet worden aangesloten, en in bestaande huishoudens moesten gaskooktoestellen worden vervangen door inductieplaten en gasketels door warmtepompen. Tegen 2023 moet 16 procent van de energievraag in het buurland worden gedekt door hernieuwbare bronnen. In 2019 was dat nog maar 8,6 procent. Zelfs met het huidige gemengde aanbod is het grootste deel van de energie nog steeds aardgas. De doelstellingen voor 2030 lijken hoog gegrepen.

Aangezien de dagen van aardgaswinning in Nederland geteld zijn, probeert het buurland van de nood een deugd te maken met ambitieuze plannen. Waterstof zal in de nabije toekomst de sleutelrol van de industrie overnemen. Van doorslaggevend belang is dat de gebruikte waterstof CO₂ -vrij wordt geproduceerd (“groene waterstof”). Blauwe waterstof, waarbij CO₂ wordt afgescheiden en permanent ondergronds wordt opgeslagen, is voor de Duitse partners eerder oninteressant. Concreet gaat het om het grootste Europese en ‘s werelds eerste groene waterstofproject tot dusver in de EU, dat zal worden opgezet uit meer dan 500 Europese projecten uit ongeveer 22 Europese lidstaten. Duitsland en Nederland zijn twee van de landen die actief bij dit project betrokken zijn. Op dit moment is de vraag echter nog onbeantwoord: waar zal blauwe of groene waterstof in significante hoeveelheden vandaan komen?

Als het waterstofproject wordt uitgevoerd, krijgt het gasnet in Nederland echter een nieuwe taak: in plaats van gas zal er waterstof in worden getransporteerd. In het plan van de Duitse gasnetbeheerders is reeds een koppeling met het Nederlandse waterstofnet opgenomen. Maar in feite blijft de vraag: waterstof, brenger van verlossing of illusie?